Zo rond 1980 kwam de patrijs veelvuldig voor op het Nederlandse
platteland. Sindsdien is het ideale patrijsgebied verdwenen en hun aantal met
ruim 95% afgenomen. De vogel is bezig te verdwijnen uit Nederland en we hebben
dat nauwelijks gemerkt.
De patrijs is een bescheiden verschijning met zijn grijsbruine verendek. Hij
lijkt een beetje op een fazant of kwartel. Als je ernaar op zoek bent, moet je heel
goed kijken en geluk hebben. Je kunt tien keer door een leefgebied van de patrijs
lopen en er niet eentje zien, en de keer erna zie je er opeens twintig
tegelijk.
We weten eigenlijk te weinig van deze vogel, maar als je het ideale
patrijsgebied vergelijkt met het huidige agrarische landschap, dan snap je
meteen waarom hij het moeilijk heeft. Op het huidige platteland redt de patrijs
het absoluut niet meer. De ruige, beschutte plekjes waar hij zijn nesten
bouwde, zijn bijna helemaal verdwenen.
De insecten die vooral de kuikens als voedsel nodig hebben, zijn er steeds
minder en de grootschalige maai- en oogstmethodes die we tegenwoordig hanteren,
zijn dramatisch voor de nesten. Bovendien liggen na het oogsten de jongen ook
nog eens open en bloot voor de vos of de havik.
Tenslotte zouden pesticiden ook nog een oorzaak kunnen zijn.
Hoe het ook zij: zonder hulp is de patrijs in ieder geval binnen afzienbaar
termijn uit Nederland verdwenen. Dat mag niet gebeuren en daarom is 2013
uitgeroepen tot het Jaar van de Patrijs.
Hoe kunnen we de patrijs redden ?
Om een levensvatbare populatie te laten bestaan, heb je dichtheden van minimaal
5 tot 10 patrijzen per km2 nodig.
Als we dat voor elkaar willen krijgen, is een soort landbouw nodig waarin ook
aandacht is voor natuur en landschap. Dat is landbouw met brede en natuurlijk beheerde
akkerranden en ruigtes, samen met heggen en houtwallen. Erfranden helpen ook, bijvoorbeeld
een brede grasstrook met kruiden als overgang naar een aangrenzend akker- of
grasland. Of koren zaaien, dat in de winter blijft staan, zodat de vogel ook in
dat jaargetijde bescherming en voedsel vindt.
Allemaal prima voorzieningen voor de patrijs en het is ook nog eens goed voor veel
andere flora en fauna en dus voor de biodiversiteit.
Vrijwilligers tellen minimaal twee keer per jaar de patrijzen.
Op die manier wordt snel duidelijk of de maatregelen effect hebben, of dat er
iets anders moet worden bedacht om de patrijs van de ondergang te redden.